• Jo Coucke (BE)

  • Biografisch Essay

  • memymom uitgegeven door Ludion

  • September 2018

  • ENG | NL | FR

  • I - The Umbilical Vein | 1990-2003 | memymom

Als we een kunstenaarscollectief definiëren als een hecht verbond tussen kunstenaars die samen kunstwerken concipiëren, produceren en presenteren en die dit doen onder een en dezelfde naam en signatuur, stellen we vast dat er kunstenaarscollectieven zijn die behoren tot het beste van wat er de laatste vijftig jaar in de beeldende kunsten tot stand is gekomen: Art & Language en Gilbert & George om twee exclusief mannelijke collectieven te noemen, Bernd & Hilla Becher en Janet Cardiff & George Bures Miller om samenwerkingen tussen man en vrouw te vermelden en de Chapman Brothers om een artistiek samenwerkingsverband tussen bloedverwanten aan te halen. Het Belgische memymom, dat thuis is in Brussel, is een kunstenaarscollectief dat is gegroeid uit een transgenerationele bloedverwantschap. De kunstenaars die tekenen met memymom omschrijven zichzelf als ‘een samenwerking tussen twee kunstenaars, een moeder (Marilène Coolens, 1953) en haar dochter (Lisa De Boeck, 1985).’ Een kunstenaarscollectief dat bestaat uit moeder en dochter blijft tot nader order een zeer uitzonderlijk gegeven.

Jo De Boeck, creatief directeur bij een reclameagentschap, echtgenoot en vader, en Marilène Coolens, leerkracht lichamelijke opvoeding, stimuleren in de jaren 1990 hun drie kinderen (Lisa en twee zonen), tot creativiteit en spel. De verkleedpartijen en geïmproviseerde sketches zijn niet uit de lucht. Marilène, die graag fotografeert, heeft altijd een fototoestel bij de hand en maakt foto’s van haar kinderen zoals elke moeder dit doet. Wil zij bewust of onbewust beelden van haar kind(eren) vastleggen voor de eeuwigheid en spreekt uit haar gewoonte een verlangen naar onvergankelijkheid? Feit is dat omstreeks 1990,  als Lisa vijf jaar oud is, een spel begint. Lisa blijkt alles behalve cameraschuw. Zelfs in die mate dat zij op de duur personages speelt en situaties uitvindt opdat haar moeder haar fototoestel ter hand neemt en een foto schiet. Lisa: ‘Ik was als een kat en wist heel precies wat ik moest doen om een schoteltje melk voorgezet te krijgen.’ Tussen 1990 en 2003 maakt Marilène meer dan duizend analoge foto’s van Lisa. De eerste foto’s laten een kind zien, latere een tiener, de laatste een puber en jonge vrouw. Nadien  beklemtoont Lisa dat haar verschijning in de foto’s altijd dubbel aanvoelt: ze speelt een rol maar geeft ook een deel van zichzelf bloot. En wat ze doet kan ze alleen opbrengen in de aanwezigheid van Marilène. 

De beelden verhullen geenszins dat een en ander spelenderwijs in scene is gezet. Hier en daar getuigen details van een heuse, snelle mise-en-scène: de met plakband provisoir opgehangen bonte doeken die als achtergrond voor de opnames dienen of de niet uit het beeld weggeruimde stopcontacten en elektriciteitsdraden. Lisa’s ogen zijn geschminkt, haar lippen zijn rood gestift, ze draagt soms een pruik en vaak juwelen, als rekwisieten hanteert ze een handtas of een revolver. Ze is gekleed in jurken en kleden, die vaak haar schouders bloot laten en in netkousen die niet eigen zijn aan de kindertijd. Als ze niet blootsvoets is, draagt ze te grote enkellaarsjes of sandalen met hoge hakken. Rond haar hals een vakkundig geknoopte strik. Soms kijkt ze in de camera, een andere keer is haar blik op iets buiten het beeld gericht, nog een andere keer verrast de sluiter haar. Hier komt een meisje in beeld dat – onschuldig, vermeend onschuldig of bewust – met tal van hulpmiddelen verschillende typologische verschijningen van vrouwen speelt en spelenderwijs verkent. Het is ronduit ondenkbaar dat het kind of de teenager deze mise-en-scènes zonder medeplichtigheid voor mekaar krijgt. Wie aan de realisatie van de scènes medeplichtig is, valt niet uit de inhoud van de beelden of hun titels af te leiden. De eerste en enige medeplichtige in deze is de moeder die actief meegaat in het spel van haar dochter en die het spel fototechnisch bestendigt; zonder haar zijn er in deze fase geen foto’s. Moeder en dochter ‘werken’ samen, moreel geheel onschuldig en volstrekt vrij van enig ander besef dan dat van een spel. Wederzijds medeplichtig en symbiotisch. Alsof de navelstreng nooit was doorgeknipt.

Het bijzondere verbond tussen moeder en dochter is de vader niet ontgaan. Op een blauwe maandag oppert Jo De Boeck – nomen est omen – dat moeder en dochter van de vele foto’s die ondertussen zijn gemaakt, beter een boek kunnen maken. Bij Lisa komt de suggestie aan als een epifanie. Het besef dat ze met iets bezig zijn dat via een materiële vorm (boek of tentoonstelling) kan worden gedeeld en ook voor anderen van betekenis kan zijn, komt klaar en helder bij de twee vrouwen binnen. Dat besef veruitwendigen ze als ze in 2004 de artiestennaam memymom aannemen. Het spel zal niet langer geheel onbewust worden gespeeld. Met memymom tekenen moeder en dochter het einde van de onschuldige fase. 

Jo De Boeck heeft de kunstenaarsboeken van zijn vrouw en dochter niet meer gekend. Hij sterft in 2002. Na zijn dood valt begrijpelijkerwijze het spelen, poseren en fotograferen van zijn zielsgenote en dochter een poos stil.

In 2013 stelt memymom onder de titel ‘The Umbilical Vein’ (De navelstrengader) tentoon in De Brakke Grond te Amsterdam. ‘The Umbilical Vein’ brengt voor de allereerste keer een selectie van tachtig analoge foto’s uit de genoemde periode 1990-2003 voor het publieke voetlicht. 

II - The Digital Decade | 2010-2015 | memymom

In november 2015 verschijnt memymoms eerste, in eigen beheer uitgegeven fotoboek: ‘The Digital Decade’. De publicatie bundelt foto’s – ondertussen worden ze digitaal gemaakt en bewerkt - gekozen uit series zoals ‘The Baby Blues’ (2014), ‘Dusting Off the Memory’ (2013), ‘La petite princesse’ (2012), ‘The Nurse’ (2012) of ‘Nunsense’(2011).
In ‘The Digital Decade’ werken Lisa en Marilène inderdaad vaak in series. Er is een reflexief bewustzijn over de eigen praktijk opengegaan en projecten voor nieuwe foto’s worden nu vanuit een verhoogde intentionaliteit aangepakt. Een van de duidelijkste voorbeelden wat deze dimensie betreft (‘nu vertellen we iets over onszelf’), is het beeld ‘memymom Channels The Blues’ (uit de serie ‘The Baby Blues’, 2014), waarin de vrouwen uiting geven aan het lankmoedige gevoel dat hen overmande toen ze voor de tentoonstelling van 2013 foto’s uitpakten die werden genomen toen het gezin nog compleet was.

Coolens en De Boeck houden bij de samenstelling van het fotoboek evenwel niet vast aan de series. Het is niet omdat ze in series werken dat de afzonderlijke beelden aan autonome waarde inboeten en niet buiten de series kunnen. Alle foto’s komen in het boek voor wat ze op zichzelf waard zijn. Uit een andere opeenvolging van de foto’s ontstaat een ander beeldverhaal en kunnen andere betekenissen naar boven komen. Het is een detail maar het wijst erop dat memymom ook op het niveau van de publicatie van het werk bewust te werk gaat. Wat begon als een belangeloos spel ontwikkelt zich gaandeweg tot een bewuste praktijk en loopt uit op een beeldonderzoek waarbij geen enkel detail aan willekeur wordt overgelaten, met name kunst.

Het verschil tussen het ‘werk’ uit het eerste hoofdstuk, ‘The Umbilical Vein’, en dat uit het tweede hoofdstuk, ‘The Digital Decade’, overstijgt de verschillen tussen analoog en digitaal of tussen enkelvoudig en serieel werk. Marilène, die in tegenstelling tot haar dochter niet graag wordt gefotografeerd en liefst onherkenbaar in beeld komt, wordt nu ook een van de dramatis personae. In ‘Brûlant secret’ (uit de serie ‘The Baby Blues’, 2014) zien we haar op de rug terwijl ze op een tabletcomputer Stefan Zweigs gelijknamige novelle uit 1911 leest over de twaalfjarige Edgar die - teneinde haar aandacht te kunnen blijven genieten - vriendschap sluit met de man die zijn moeder wil verleiden. Lisa staat nu ook al eens achter de camera of wordt niet meer alleen geportretteerd. In ‘Den Deugniet’ (2013) spelen moeder en dochter, beiden herkenbaar, in hetzelfde beeld. Vanzelfsprekend ontstaat in een dergelijk beeld een dramatische dynamiek die nog niet aanwezig was in de beelden uit het eerste hoofdstuk. 

Een andere aanzienlijke verandering betreft de locaties van de settings. Daar waar in ‘The Umbilical Vein’ alle settings in niet nader te bepalen, vrij afgesloten en geïmproviseerde interieurs spelen, zoemt de blik in ‘The Digital Decade’ enigszins uit en komen herkenbare locaties in zicht: een slaapkamer, een tuin, een hotelkamer, een begraafplaats, een landschap. Op dat verbrede podium is plaats voor meerdere personages. In ‘The Bedroom’ (uit de serie ‘Whodunnit’, 2012) bijvoorbeeld komt Lisa dank zij de mogelijkheden van de digitale beeldmanipulatie tot vijf keer toe in andere gedaanten voor.
Er zit in de tweede werkgroep ook thematische verruiming. Zo wordt er onder andere expliciet gewerkt rond moederschap. We zien Lisa met voorgebonden knuffeldier alsof ze zwanger is van haar teddybeer of als in sluiers gehulde moeder die een van haar vier in Libertystofjes geklede poppen de borst geeft. Dergelijke werken zijn memymoms beeldende, ironische replieken op de stereotiepe vragen die onthutste mensen naar aanleiding van de receptie van de eerste foto’s uitten aangaande de in hun ogen te verregaande samenwerking tussen een moeder en haar dochter: ‘Is er geen moedermoord nodig om jullie relatie gezond te houden?’

We hebben de verbeeldingsrijke fictie van memymom echter heel erg nodig. In de woorden van Philip Roth: ‘De wereld van de fictie bevrijdt ons […] van de beperking die de samenleving het gevoel oplegt; een van de grootste eigenschappen van de kunst is dat zij zowel de [kunstenaar] als de [kijker] toestaat om op ervaringen te reageren op manieren die niet altijd in de dagelijkse manier van doen beschikbaar zijn; of, wanneer ze beschikbaar zijn, zijn ze niet mogelijk, of niet te hanteren, of onwettig, of niet aan te raden, of zelfs niet noodzakelijk voor iets als het leven. We kunnen wel niet eens weten dat we een dergelijk scala van gevoelens en reacties hebben, tót we met de fictie in contact zijn gekomen.’

III - Somewhere Under the Rainbow | 2016-2021 | memymom

Alle beelden van het nog volop in ontwikkeling zijnde derde hoofdstuk, ‘Somewhere under the Rainbow’ (2016-2021), waaruit nu in preview een selectie wordt getoond en gepubliceerd, zijn zo mogelijk iconografisch en inhoudelijk nog meer gelaagd. memymom voegt in het jongste werk dimensies en betekenislagen toe. Zo bewegen ze niet alleen vrijelijk in de tijdruimte van het traject dat ze tot dusver hebben doorlopen door bijvoorbeeld een beeld te creëren dat een echo brengt van een eerder gemaakt beeld, ze breken ook de tijd waarin ze hebben samengewerkt, open: er wordt nu gewerkt  op herinneringen van Marilène uit de jaren ’60, of er worden door beiden apart rekwisieten of locaties gebruikt die verwijzen naar Marilènes voorgeschiedenis. Bepaalde beelden functioneren als flashbacks naar plots die ze in een eerdere fase al hadden uitgewerkt. Een voorbeeld: ‘The Hitcher’ (2017) gaat door op ‘Hitch’ uit 1996. 

Vandaag positioneert memymom haar productie terecht en impliciet tussen andere kunstuitingen. ‘One for Currin’ (2017) roept de schilderkunst van de Amerikaan John Currin op, ‘Ici Tati’ (2017) de filmtaal van Jacques Tati, ‘La Vérity’ (2016) is een openlijke hommage aan Jacques-Louis Davids schilderij ‘La mort de Marat’ (1793) terwijl ‘Closing in on David’ (2017) zich afspeelt bij het huis van David Lynch, die door memymom expliciet als algemene inspiratiebron wordt genoemd. Het verwijzen naar of het betrekken van andere kunstwerken of -praktijken toont in de eerste plaats aan dat memymom zich bewust is geworden van het esthetische, artistieke potentieel van het eigen werk.

Het mag ons niet verbazen maar memymom kan van elke foto elk detail verantwoorden. Het zou ongepast zijn en ons te ver voeren van hier elke foto uit ‘Somewhere under the Rainbow’ iconografisch te analyseren en te duiden. Het is overigens ook niet zo dat dit voor de toeschouwer van cruciaal belang is voor zijn lezing van de beelden. Het is wel typerend voor memymoms manier van werken om een beeld te bouwen dat daarna geheel aan de persoonlijke interpretatie van de toeschouwer wordt overgelaten. 

Hoewel wie de foto’s uit het derde hoofdstuk bekijkt niet op basis van de loutere beeldtaal  kan opmaken wie het afgebeelde personage speelt en wie de fotografe is (indien er al geen derde hand of een automatische sluiter in het spel zijn), bevat dit luik van het oeuvre van beide vrouwen verschillende zelfportretten. Marilène maakt in haar zelfportretten, waarin Lisa helemaal geen hand heeft gehad, veel gebruik van maskers en ouderwetse tapijtjes, onderleggertjes en vloerkleedjes. Lisa’s zelfportretten zijn dan weer vooral bepaald door de ruimtes waarin haar zelfportretten, inclusief het ‘genius loci’, de attributen, texturen en structuren zijn geschoten. Dat er hier sprake is van zelfportretten komt de kijker alleen maar via extra-artistieke informatie te weten. De zogenoemde zelfbeelden kunnen even zo goed worden gelezen als beelden gemaakt door moeder en dochter, als dat ze effectief kunnen worden gezien als afzonderlijke werken van alleen Marilène of alleen Lisa. De conclusie ligt dan ook voor de hand. In ‘Somewhere under the Rainbow’ tonen Marilène Coolens en Lisa De Boeck feilloos aan dat ze als twee gelijkwaardige partners aan het werk zijn en dat hun moeder-dochterband is vervangen door een al even hechte en onvoorwaardelijke artistieke coöperatie van twee vrouwen. memymom heeft zich in de loop van 28 jaar ontpopt tot een professioneel kunstenaarscollectief.

Precies zoals de Amerikaanse kunstenares Cindy Sherman (1954), die bekend is voor haar talloze fotoportretten van zichzelf in telkens andere gedaanten (Sherman beklemtoont echter dat het geen zelfportretten zijn), gebruikt memymom de camera om een fotografisch eindresultaat te bereiken dat niet noodzakelijkerwijs veel met de camera of met het medium fotografie heeft te maken. memymom gaat intuïtief en organisch te werk, zoals Sherman: ‘My way of working is that I don’t know what I’m trying to say until it’s almost done.’ Er is geen gedetailleerd uitgewerkt programma. Een idee dient zich aan, Coolens en De Boeck doen research, ze kiezen de nodige props bij elkaar en zetten een set op. Ideeën rijpen tijdens de uitwerking ervan, binnen hun wereld en binnen hun oeuvre. Het verhaal van memymom is  gegroeid in tempore non suspecto en absoluut authentiek. 

Helemaal duidelijk worden de beelden van memymom nooit.  Altijd zal er iets zijn dat ontsnapt.  Daarom blijven we kijken en blijven we ons afvragen wat er echt aan het gebeuren is tussen de kunstenaars onderling, tussen moeder en dochter en tussen hun fotografische beelden en ons, toeschouwers.